Inleiding

De afgelopen week kwamen we weer een bijzonder uitspraak van de rechtbank Amsterdam tegen, ECLI:NL:RBAMS:2018:9114 – Rechtbank Amsterdam, 18-12-2018 / AMS 18/7180.

Casus
De gemeente mocht van de voorzieningenrechter een last onder dwangsom opleggen aan de exploitant van een restaurant in het centrum van Amsterdam, om ervoor te zorgen dat de overlast van nare geuren wordt voorkomen, of wordt beperkt tot een aanvaardbaar niveau. Dat heeft de voorzieningenrechter bepaald. De gemeente heeft meerdere klachten van omwonenden ontvangen over geuroverlast van het restaurant. Toezichthouders van de gemeente hebben diverse keren geconstateerd dat er bakdampen te ruiken zijn, die – ondanks de ontgeuringsinstallatie die de exploitant heeft laten plaatsen – afkomstig zijn van het restaurant. Voor elke keer dat er onaanvaardbare geurhinder wordt veroorzaakt, moet de exploitant 2.500 euro betalen tot een maximum van 10.000 euro.

Op grond van artikel 3.103, eerste lid, van de Activiteitenregeling worden, ten behoeve van het voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, het tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder als bedoeld in artikel 3.132 van het Activiteitenbesluit, afgezogen dampen en gassen van het bereiden van voedingsmiddelen als bedoeld in artikel 3.130, onder b, c en d, van het Activiteitenbesluit die naar de buitenlucht worden geëmitteerd:
a. ten minste twee meter boven de hoogste daklijn van de binnen 25 meter van de uitmonding gelegen bebouwing afgevoerd; of
b. geleid door een doelmatige ontgeuringsinstallatie.

Aan alle wettelijke bepalingen is voldaan. Toch klagen incidenteel omwonenden. Gecertificeerde geurambtenaren hebben incidenteel ook geur geroken.

Kanttekeningen
Kennelijk begrijpen betrokkenen niet dat specifieke weersituaties er toe kunnen leiden dat incidenteel geuroverlast niet is te voorkomen.
De gemeente is zeer kort door de bocht en de omwonenden niet meelevend in de binnenstad.

Als het heiig weer is ruik ik het braden van vlees bij mijn slager ook hoewel alles aldaar aan de voorschriften voldoet.
Een gemeente met kennis van zaken moet dat weten en begrijpen. Niet in Amsterdam-Centrum dus. Dat geldt evenzo voor een (voorzieningen)rechter.
Een gecertificeerde geurinspecteur? Hoezo. Kennis van probabilistiek? Kennis van fysica? De term gecertificeerde geurcontroleur klinkt gewichtig, maar heeft naar zijn inhoud geen betekenis als de klimatologische omstandigheden niet worden onderkend en begrepen.

Deze voorzieningenrechter heeft ons inziens onvoldoende kennis van zaken. Hij baseert zich op het ontbreken van een tegenrapportage.
Zijn slotstelling dat de kans in bezwaar en beroep nihil is spreekt in deze boekdelen.
Hij had ons inziens moeten vaststellen dat de motivering van de gemeente de toets der kritiek niet kan doorstaan omdat geen enkele rapportage is overgelegd die rekening houdt met de fysica. Een gemeente als Amsterdam onwaardig. Alsof het afwaaien van dakpannen bij bijzondere weersomstandigheden een overtreding van het Bouwbesluit 2012 zou inhouden. Niet dus als de rechter de achtergronden van afdeling 2.1 van het Bouwbesluit 2012 kent. Een rechter zou in dit soort situaties, als hij onvoldoende inhoudelijke kennis van de technische portee van de zaak heeft, zich moeten laten ondersteunen door een kennisautoriteit. Dat is door het consortium Expertisecentrum Regelgeving bouw, TNO en het RIGO al in 2011 bepleit in hun rapport “Verder na Dekker – innovatie van de bouwregelgeving”.

Welk belang was hier nu in het geding zodat de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht?
Hoe vaak is er sprake van geuroverlast? Daar wordt niets over vermeld anders dan incidentele data waarbij men niet de weersgesteldheid op die dag heeft nagegaan.
Was het druilerig zodat de geuren met de regen naar beneden kwamen?

Bij gelegenheid is de indruk aanwezig dat met name zaken van deze categorie anders eindigen al naar gelang de behandelend magistra(a)t(en) geschoold is/zijn in exacte vakken. Dat op zich is een trieste constatering.