Reactie op het naschrift bij ‘Kritische beschouwing van het proefschrift ‘De preventieve en de repressieve toetsing aan de bouwtechnische voorschriften in het publieke bouwrecht. Constructieve veiligheid nader beschouwd’, d.d. 21-12-2017, van  mr. dr. ing. P.M.J. de Haan

Delft, 18januari 2018

Dr. ir. N.P.M. Scholten, Expertisecentrum Regelgeving Bouw, prof. ing. André Thomsen, emeritus-hoogleraar bouwkunde aan de TU Delft en adviseur van de Nederlandse Woonbond, prof. dr. ir. H.A.J. de Ridder, emeritus- hoogleraar Integraal Ontwerpen aan de Technische Universiteit Delft, mr. H. Barendregt, Jurist Stadsontwikkeling Rotterdam

Op onze kritische beschouwing van zijn dissertatie heeft dr.mr.ing.P.M.J.de Haan uitgebreid gereageerd. Echter aan het kernpunt van onze kritische beschouwing blijft De Haan voorbij gaan. Dit kernpunt is dat het door hem uitgevoerde – zoals hij telkens benadrukt – juridische onderzoek, geen uitspraken toelaat over de (te verwachten) effectiviteit van de onderzochte wetgeving omdat daarvoor tal van andere invalshoeken gelijktijdig en diepgaand moeten worden beschouwd. Dergelijke generieke uitspraken doet De Haan wel degelijk. In plaats van dit kernpunt met kracht en van argumenten voorzien te weerleggen, dan wel er mee in te stemmen, verweert de Haan zich met een ontwijkende tekstvloed over van alles en nog wat, die niet of nauwelijks enige relatie heeft met ons kernpunt van kritiek en de argumenten die wij daarvoor gebruiken..

Wij hebben daarom niet het idee dat het voortzetten van deze discussie ons verder brengt en bijdraagt aan het politieke debat.

Wat ons tegen de borst stuit is dat een aantal evidente voorstellen tot aanpassing van de bevindingen van de promovendus niet worden herkend, laat staan erkend. Te noemen zijn:

1.      Gemeenten hebben echt heel veel bouwfouten voorkomen;

2.      Gemeenten toetsen wel degelijk constructieve veiligheid op grond van voorwaarden in de omgevingsvergunning;

3.      Een beter gebruik van ICT en daarop geënte (deel)systemen is effectiever dan het inzetten van kwaliteitsborgers;

4.      Een ETO is geen preventieve toets van een bouwwerk, maar leidt tot voorkoming van faalkosten en vergemakkelijkt de repressieve toetsing “as built”;

5.      De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen beperkt zich niet uitsluitend tot de publiekrechtelijke beoordeling van een bouwwerk;

6.      De volledige aansprakelijkheid voor een opgeleverd (bouw)werk is in elke maakindustrie normaal.

De beperking van de dissertatie tot uitsluitend een juridische invalshoek is hieraan vermoedelijk ook debet.

Tot slot denken wij dat een uitgebreid schriftelijk discours weinig zin heeft, maar zijn wij uiteraard bereid om met de heer De Haan nader van gedachten te wisselen over de verschillende opvattingen. Die uitnodiging hebben wij eerder gedaan en die uitnodiging blijft overeind staan.