1. Inleiding
    Wat hebben de onderwerpen asbest, gasverbrandingsinstallaties (Stb. 2020, 348), BENG (Stct. 2020, 37764) en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb, Stb. 2019, 382) met elkaar gemeen?
    Het betreffen alle vier aspecten van de bouwregelgeving waarop de wetgever heeft bepaald zij “aangevuld” moeten worden met certificering dan wel met de diensten van een Kwaliteitsborger (KB). Dit in aanvulling op de wettelijke taken van het bevoegd gezag, de gemeenten. Via het verdienmodel “certificering” dan wel het verdienmodel “kwaliteitsborger” dient aanvullend langs privaatrechtelijke weg te worden aangetoond dat aan de publiekrechtelijke eisen wordt voldaan.

  2. Wat is de meerwaarde?
    Reductie van kosten voor het bouwen, kwaliteitsverbetering noch de garantie dat aan wettelijke eisen zal worden voldaan kan van deze privaatrechtelijke routes worden verwacht. Althans niet in de vorm waarop zij al enige tijde figureren (asbeststelsel) dan wel recent in werking zijn getreden. Het asbeststelsel ligt al enige tijd onder een vergrootglas, omdat het bovenmatig veel geld kost en niet leidt tot het beoogde doel, namelijk gegarandeerde veilige verwijdering en vernietiging tegen betaalbare kosten. De belangenverstrengeling blijkt groot. Er wordt veel geld aan verdiend waarvoor de burger de rekening betaalt. In 2018 is geconstateerd dat het huidige asbeststelsel een groot aantal knelpunten en nadelen kent. Enerzijds gaat het hierbij om de handhaafbaarheid en de eenduidigheid van de regels. Anderzijds is geconcludeerd dat er soms te weinig ruimte is voor innovatie en dat asbest saneren vaak duur is zonder dat dit leidt tot betere gezondheidsbescherming van werknemers.
    Ondanks het “falen” van het asbeststelsel komt het ministerie van BZK met vergelijkbare stelsels voor gasverbrandingsinstallaties, BENG en de kwaliteitsborging voor de bouw als geheel. Weer lijken verdienmodellen te worden gecreëerd voor bepaalde bedrijven waarvan de (te) hoge kosten worden afgewenteld op de burger. Deze bedrijven behoeven feitelijk niets te garanderen en dragen terzake geen enkele verantwoordelijkheid. Het leidt evenmin tot de beoogde gegarandeerde kwaliteit. In geen enkel tot dusverre uitgevoerd experiment is de gerealiseerde kwaliteit gemeten en afgezet tegen de kosten die die certificering of kwaliteitsborging met zich brengt.

    Tijdens het RVO-seminar over de invoering van de BENG eisen in week 5 van 2021 werd zonneklaar dat de samenloop BENG en de Wkb tot een giga kostenstijging gaat leiden. In een publicatie in Cobouw van 8 januari 2021 werd al aangegeven dat een burger opdrachtgever ten minste € 7.000 kwijt is aan een kwaliteitsborger voor zijn woning. Die kwaliteitsborger mag echter niets zeggen over BENG. Daarvoor moet een afzonderlijke gecertificeerde EPA-adviseur worden ingeschakeld. Dat moet voorafgaand aan het bouwen en ook nog een keer voordat het bouwwerk gereed wordt gemeld. De kosten daarvan zijn bij het wijzigingsbesluit Bouwbesluit 2012 en het wijzigingsbesluit EPG veel te rooskleurig voorgesteld.
    Dit geldt evenzo voor gasverbrandingsinstallaties. Ook daar mag de kwaliteitsborger niets over zeggen. En daar komt dan weer die extra rekening voor de burger.
    Wat worden we daar wijzer van? De partijen die de certificering verzorgen dan wel de kwaliteitsborgers worden er financieel veel wijzer van. Is daarmee ook gegarandeerd dat alle bouwwerken en werkzaamheden aan de wettelijke eisen voldoen? Neen, dat is zeker niet het geval. De kiem voor een volgende parlementaire affaire is daarmee gelegd.
    Objectieve evaluaties over de voorstellen van het ministerie en haar adviseurs ontbreken. Voor zover er evaluaties zijn (en die er zijn mogen eigenlijk die naam niet dragen), zijn ze gemaakt door de pleitbezorgers van de verdienmodellen. Een kwestie van “de slager keurt zijn eigen vlees”.
  1. Het alternatief
    Het alternatief is al in 2011 aan de toenmalige minister Donner aangereikt in het ERB-TNO-RIGO rapport “Verder na Dekker – Innovatie van de bouwregelgeving” (https://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vivfqs9sl9v6) en (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2011Z26481&did=2011D62558).
    Dit alternatief is in september 2014 op verzoek van de toenmalige regeringsfracties met bouwminister Stef Blok besproken. De ambtenaren van het ministerie van BZK en de adviseurs van het ministerie, hebben dat rapport diep weggestopt en het Parlement daarover bewust onjuist geïnformeerd en de afspraken die in aanwezigheid van de woordvoerders van de toenmalige regeringsfracties zijn gemaakt, in het geheel niet uitgevoerd. Op 25 november 2020 is eenzelfde handelswijze toegepast bij de beantwoording van de vragen van de Tweede en Eerste Kamer over het tweede conceptbesluit kwaliteitsborging voor het bouwen. Het Parlement wordt bewust onjuist geïnformeerd. Moties en amendementen worden naar de hand van de beoogde verdienmodellen bewust onjuist geïmplementeerd of geheel genegeerd.

Wat houdt nu het alternatief in. Het gaat om Erkende Technische Toepassingen:
Definitie van een ETT
Een niet ter discussie staande en algemeen op basis van maatschappelijk acceptatie erkende verklaring van een product of systeem, ingebouwd in een nauwkeurig omschreven bouwwerk dan wel een nauwkeurig omschreven geheel bouwwerk, over alle relevante eigenschappen met prestaties die minimaal voldoen aan wettelijke eisen, gekoppeld aan:
a. een volledige procesbeschrijving af productieplaats van het product of systeem tot oplevering van het bouwwerk, daarbij vastleggend alle resultaten van verplichte inspecties van risicohandelingen tijdens het bouwproces die worden aangereikt aan de opdrachtgever en houder van de ETT waaruit blijkt dat die risico’s zich niet hebben voorgedaan;
b. een nauwkeurige omschrijving wat in het overdrachtsdossier, dat wordt overgedragen aan de opdrachtgever van het bouwwerk, moet worden vastgelegd;
c. onderhoudsverplichtingen tijdens de gebruiksfase van het bouwwerk.

De voordelen daarvan zijn:
a. Eenmalige niet ter discussie staande beoordeling van alle relevante eigenschappen van product geplaatst in een omschreven bouwwerk. Dat de prestaties van die eigenschappen ten minste voldoen aan de wettelijke eisen is uitgangspunt.;
b. Geen risicobeoordeling nodig;
c. Geen kwaliteitsborger nodig;
d. Alleen administratieve beoordeling of de inhoud overdrachtsdossier klopt met de ETT.
e. Enorme besparing op faalkosten tijdens het bouwen omdat deze zo goed als alle zijn uitgebannen;
f. Geen adviseurs per project meer nodig;
g. Klanten weten vooraf wat ze krijgen en welke garanties;
h. Lage verzekeringskosten tijdens het bouwen voor de bouwer;
i. Lage kosten van de opstalverzekering vanwege gegarandeerde prestaties voor 20 jaar.

  1. Het is nog niet te laat
    We krijgen in maart 2021verkiezingen. We zijn uitgebreid geconfronteerd met een toeslagaffairedossier. Dat staat niet op zichzelf. In tal van dossiers is sprake van een onwenselijke belangenverstrengeling waarbij doelen en middelen niet helder worden

gescheiden en het Parlement niet objectief en correct wordt geïnformeerd. We zien afgelopen week de dossiers “duurzaam bouwen” en de Nationale Milieudatabase escaleren. De besproken onderwerpen asbest, gasverbrandingsinstallaties, BENG en Wkb passen ook naadloos in dat rijtje “bedenkelijke dossiers”.
Behalve op de onderwerpen certificering dan wel kwaliteitsborging is overigens op de technische inhoud zelf in de regelgeving ook veel aan te merken.
De bouw is sterk gebonden aan overheidsregelgeving. Optimaliseren daarvan is de taak van het Ministerie van BZK. Het zou in de genoemde dossiers wenselijk zijn als met een fundamentele herbezinning wordt begonnen. Daarvoor zijn voldoende signalen afgegeven en een goed verstaander (de minister) zou dat toch moeten hebben opgepikt.
In het eerdergenoemde ERB-TNO-RIGO rapport is al inzichtelijk gemaakt waar het in de overgang van het Bouwbesluit (1992) naar Bouwbesluit 2003 niet goed is gegaan. Bouwbesluit 2012 was evenmin een verbetering. Tal van onbedoelde effecten zijn al gesignaleerd en kenbaar gemaakt. De nieuw ingevoegde onderwerpen gasverbrandingsinstallaties en BENG hebben technisch inhoudelijk ook tal van onvolkomenheden. Die zijn in de consultatieronde al kenbaar gemaakt., maar niet op hun juiste waarde geschat. Met technisch onvoldragen regelgeving kan de eindkwaliteit ook niet aan de verwachtingen van de burger voldoen.
Fundamentele herbezinning van elementen van de bouwregelgeving zou dan ook logischerwijs onderwerp van het nieuwe regeerakkoord moeten zijn.
En laten we om de woningnood zo snel mogelijk aan te pakken beginnen met ETT’s voor grondgebonden (industriële) woningbouw en dat ook wettelijk verankeren. Bij het gebruik van die ETT’s hoort niet het verdienmodel kwaliteitsborger. Die is daarbij volledig overbodig. De rest van de bouw kan dan snel volgen.
Dr. ir. N.P.M. Scholten
Senior expert bij Expertisecentrum Regelgeving Bouw