Delft, 25 februari 2015

In Omgeving in de Praktijk heeft kwartiermaker Gert-Jan van Leeuwen gereageerd op onze nieuwsbrief betreffende de inpassing van de ETO®-variant in het wetsvoorstel verbetering kwaliteitsborging bij het bouwen (het moet dan onderdeel zijn van het instrumentdenken en een kwaliteitsborger [KB-er] bepaalt wel of hij het met de inhoud van de ETO eens is).

Hoe merkwaardig is het dat een kwartiermaker “op persoonlijke titel” het gelijk van zijn eigen ideeënwereld aanprijst. De kwartiermakers wonen tegenwoordig in een spiegelpaleis waarin ze overal zichzelf tegenkomen maar niet de stakeholders waarom het allemaal is begonnen.

Waarom hebben de Scandinavische landen het “kwartiermakers-model” ingevoerd om daar heel snel van terug te keren? Ze hebben daar helder in de vakliteratuur over gecommuniceerd. Nergens in de wereld functioneert de door het ministerie en de kwartiermakers beoogde variant naar tevredenheid. Er ontstaan problemen door ongelijke behandeling van gelijke zaken. Het is moeilijk om betaald door de opdrachtgever te weigeren aan zijn wensen te voldoen. Anderzijds is het voor de opdrachtgever moeilijk om de kosten van een toezichthouder in de hand te houden.

Is het gelijkheidsbeginsel gewaarborgd? Oordelen KB-ers in identieke situaties identiek? Kennen KB-ers alle achtergronden van de regelgeving om altijd en overal tot een correcte beoordeling te komen?

Recent hebben de kwartiermakers zelf naar voren gebracht dat ze nergens voor staan: dat blijkt tenminste uit een blog van Blumstone Advocaten op hun website: dat de kwaliteitsborgers geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden en dat als achteraf blijkt dat ze hun werk verkeerd hebben gedaan de burger maar bij de bouwer moet aankloppen. Ook al heeft die de aanwijzingen van een KB-er opgevolgd.

Zo kunnen er nog vele kanttekeningen worden geplaatst bij de Kwartiermakers-variant. Om nog maar niet te spreken van de bureaucratie en het prijsopdrijvend effect van deze benadering. Minder leges, maar in plaats daarvan veel hogere kosten voor het inschakelen van een KB-er. Althans zeker bij de kleine klus. Waar is de prikkel voor de bouw om nu eindelijk kwaliteit te leveren? Waarom bemoeit de overheid zich met het bouwproces in plaats van te toetsen of aan het einde de prestaties zijn geleverd? Het wil niet doordringen dat men zoals al eerder betoogd een doodlopende weg is ingeslagen.
Van de ETO-variant is door SEO aangetoond dat het op jaarbasis leidt tot een besparing van € 1 miljard. Je hoeft geen deskundige te zijn om te stellen dat standaard inzetten van een KB-er in heel veel gevallen tot een stevige kostenverhoging leidt.

Natuurlijk past de voorgestane ETO niet in het Kwartiermakersysteem. Het is namelijk in 2011 al bedacht. Het Kwartiemakerssysteem is van een latere datum en is aan het toenmalige rapport voorbijgegaan. Het ETO-systeem is een andere variant om de overheidsdoelstelling met de systeemwijziging te realiseren en is nadrukkelijk bedoeld om buiten de Kwartiermakersvariant te blijven. Een gedegen onderzoek om na te gaan of het er toch in past is vanaf het begin aan gedoemd negatief te eindigen. En dus concluderen de onderzoekers dat het niet kan zoals door ERB c.s. voorgestaan. Dat hadden we vooraf wel kunnen uittekenen. Het kan wel, -zo concluderen de onderzoekers-, door een ETO om te bouwen tot een instrument van kwaliteitszorg, er een kwaliteitsborger aan toe te voegen en te plaatsen onder gezag van de toelatingsautoriteit. Kortom, door het een plaats te geven in het kwartiermakersdenken. Van een Peer is echter geen Appel te maken, het zijn echt twee verschillende vruchten. De kwartiermakers lijken de conclusie vooral nodig te hebben om de deuren van hun spiegelpaleis gesloten te houden. Miskenning of misverstand?

En dan de reactie van Peter Ligthart en Johan van de Graaf (overigens werkzaam bij Nieman RI bv), op de website van Ligthart advies, op Omgevingsweb en op de site van SibK. Men heeft het over verdraaiing van feiten door de voorzitter van ERB. Echter was er niet al een annotatie gepubliceerd in de stuurgroep stelselwijziging en moest ERB van derden horen van de planning van het lopende onderzoek. Na onze sommatie over mogelijke schending van het merkenrecht en het gedeponeerde concept werd met verbazing door Ligthart gebeld, want hij was toch vrij om te schrijven wat hij wilde. Op grond van de inhoud van de annotatie en de onjuiste voorstelling van zaken daarin heeft ERB hem uitgenodigd. In onze nieuwsbrief van 20 februari hebben wij verslag gedaan van dat overleg dat op 8 december naar de onderzoeker is gestuurd. De inhoud van het gespreksverslag laat niets aan duidelijkheid te wensen over. Dat de onderzoekers dat bewust negeren geeft aan met welke eindresultaat voor ogen dit onderzoek is uitgevoerd. Waren deze onderzoekers niet ook de eindredacteuren van het Actieplan Routekaart naar private kwaliteitsborging? Men is dus wel consistent in het aanhouden van een beleidslijn. Maar waarom toch niet luisteren wanneer luid en duidelijk gezegd en geschreven wordt “een ETO is geen kwaliteitsverklaring, ook niet een attest. Er komt geen kwaliteitsbewaker aan te pas en het is ook geen kwaliteitsinstrument als bedoeld in de Consultatiewet en al evenmin behoeft het een toelatingsorganisatie”.

Houdt men de deuren van het spiegelpaleis gesloten? Is hier sprake van een miskenning van een ander systeem dan dat van de kwartiermakers of van een hardnekkig misverstand? Het is immers geen politieke doodzonde als men het eigen standpunt verdedigt en afwijkende meningen miniseert. Zou dat de verklaring zijn?

Het Ministerie en de kwartiermakers ontwikkelen een aanpak die niet gedragen wordt door de stakeholders in de bouw, die niet bijdraagt aan een efficiënte beoordeling van 80% van de bouwwerken en, en dat is het meest schrijnende, die geen verzekerde garantie geeft aan de opdrachtgever en geen mogelijkheid om verhaal te halen, anders dan via de rechter. Daarmee is de kwaliteitsborging zoals die door de kwartiermakers wordt voorgesteld, ons inziens een moeizame excercitie.

En oh ja.. als voorzitter ERB voel ik me niet als door een wesp gestoken. Ik ben wel, laat ik zeggen, teleurgesteld. En uiteraard altijd tot overleg bereid.

Drs R.J. Wijnands. Voorzitter van het Expertisecentrum Regelgeving Bouw