Delft, 20 februari 2015

Op 9 september 2014 heeft de minister in het AO bouwregelgeving aan de Tweede Kamer toegezegd dat ETO’s een (volwaardige) plaats zouden krijgen in het wetsvoorstel verbetering kwaliteitsborging bij het bouwen

Citaat

De heer De Vries vroeg naar de rol die erkende technische oplossingen kunnen spelen in de wet. Daarop zijn we in eerdere overleggen ingegaan. Erkende technische oplossingen passen als concept volledig binnen het wetsvoorstel. Die kunnen zich dus kwalificeren. Ik denk niet dat het verstandig is om te zeggen dat dit het enige toegestane instrument is want dan haal je de mogelijkheid uit de wet om met verschillende aanbieders een goed kwaliteitsborgingsinstrument te leveren. De erkende technische oplossingen die ik tot nu toe heb gezien, staan echter in de steigers om toegepast te kunnen worden. De heer De Vries vroeg ook of dit zou kunnen bij nieuwbouw en verbouw. Het kan in beide gevallen.

Einde Citaat

Het ministerie heeft aan Ligthart advies bv in oktober 2014 opdracht verstrekt te onderzoeken hoe de ETO-gedachtelijn kan worden ingepast binnen het kwaliteitsborgingsinstrument¬denken van de kwartiermakers en het ministerie. Dit zonder met het ERB c.s. te overleggen over de opdrachtformulering of het ERB over de planning van het opgedragen onderzoek in kennis te stellen. De onderzoeker heeft evenmin contact opgenomen. In de zijlijn nam het ERB kennis van het lopende onderzoek.

De onderzoeker is daarop uitgenodigd door het ERB. Uitleg is gegeven over wat met een ETO-stelsel als alternatief voor een op procesbewaking georiënteerd systeem wordt voorgestaan.

Op 11 februari 2015 ontvingen wij van het ministerie het inmiddels definitieve door de minister vrijgegeven rapport met de mogelijkheid daarop tot begin maart te reageren.

ERB c.s. zijn teleurgesteld dat het rapport de feiten niet onderkent en een volledig onjuiste weergave geeft van de opvattingen t.a.v. ETO’s. Met ETO’s kan de bouwregelgeving/kwaliteitsborging veel eenvoudiger en met aanzienlijk lagere kosten worden gerealiseerd dan met het proces- en instrumentdenken van het ministerie en de kwartiermakers.

Omdat het rapport in het geheel niet in lijn is met het alternatief dat door het ERB c.s. aan de minister is aangereikt, hebben wij een preambule bij het rapport geschreven en het ministerie verzocht dit bij elk verspreid of te verspreiden rapport in te voegen.

Het Ministerie geeft geen gehoor aan het verzoek de preambule op te nemen bij het rapport. Zo wordt de indruk gewekt het niet op inhoudelijke gronden over de toepassing van ETO’s te willen hebben, maar door desinformatie het concept van ETO’s onderuit te willen halen.

Via de bijlagen bij dit bericht kunt u kennis nemen van de bezwaren die het ERB c.s. heeft tegen de aanpak van het onderwerp en tegen de conclusies van het onderzoek.

Drs R.J. Wijnands
Voorzitter van het Expertisecentrum Regelgeving Bouw